We tellen acht maanden sinds het insult als gevolg van mijn hersentumor. Vrij recent terug van een heerlijke en ontspannen skivakantie in onze zo geliefde Dolomieten, maak ik me op voor mijn controleafspraak met de neuroloog.
Sinds de behandeling na mijn hersentumor zien en spreken we elkaar elke drie maanden. Lange tijd was dat fijn, hoopgevend, geruststellend en soms kregen die bezoekjes zelfs een gouden randje. Vooral nadat we telkens bevestigd kregen dat alles goed ging en hoe alles stabiel bleef nadat de tumor flink was geslonken.
Nu, enkele uren voor mijn afspraak, voel ik me vooral on-ontspannen, ongemakkelijk en onplezierig. Tijdens onze skivakantie ervaarde ik dat fysiek weer zoveel mogelijk is en dat ik mentaal ook sterker ben als nooit tevoren. Ik neem weer volwaardig deel aan het leven, ik voel me weer volledig mens!
Die gelukzalige constatering wordt nu tenietgedaan. Mezelf voorbereidend, visualiseer ik de afspraak: door de hefbomen de parkeerplaats op, zoeken naar een plekje, ziekenhuisdeuren die openschuiven, lange gangen op weg naar de poli, wachten in de wachtkamer, de neuroloog achter zijn bureau. Als met een knip van mijn vingers, voel ik me weer patiënt.
Mijn man en ik stappen in de auto en rijden samen man naar het ziekenhuis. Wanneer we daar de parkeerplaats oprijden, voel ik de kriebels toenemen. Onaangename kriebels, ik wil hier helemaal niet (meer) zijn! Ik heb hier niets te zoeken, de ziekenhuisbezoeken hebben voor mij geen meerwaarde meer. Ik ben genezen, het is klaar: mijn kanker en de tumor zijn klaar! Ik ben geen patiënt meer, ik wil naar huis!
Wanneer we het ziekenhuis inlopen, groeit het ongemak met elke stap. Elk bezoek aan deze plek confronteert me met mijn nog zo recente verleden: met het ziek-zijn, met het bijna niets meer kunnen en met onzekerheid, pijn en verdriet. Dat staat haaks op hoe ik me nu voel. Ik ben aan het leven, niet aan het overleven.
Wanneer ik de kamer van de neuroloog binnenstap, valt hij bijna van zijn stoel. Hij weet niet wat hij ziet. Als hij vraagt hoe het gaat, vertel ik trots over onze skivakantie. Hoe ik – weliswaar rustig en gecontroleerd – de afdalingen nam en zelfs mijn man kon bijhouden tijdens het skiën.
Ik teken het verschil met de vorige skivakantie, toen ik met mijn korte haar en beperktere beweegmogelijkheden – voor mijn gevoel – opviel tussen de andere vakantiegangers. Dit jaar was ik gewoon een skiër: in mijn ski-outfit en met ski-helm, waaronder weer een mooie bos haar verborgen werd.
En ik vertel hoe dagelijkse meditaties me mentaal gezond en sterker maken en hoe ik weer voel dat ik volop in het leven sta. De neuroloog lacht bevestigend en prijst mijn progressie.
“Ik weet nog hoe je negen maanden geleden binnenkwam”, begint de neuroloog. “En zie hier wat je allemaal bereikt hebt, dat is prijzenswaardig. Ik hoef je hier niet meer te zien hoor Tineke. Ik wil je wel blijven volgen, maar dat kan ook telefonisch. Is dat goed?” Jazeker is dat goed! Meer dan goed zelfs.
Met een brede lach op mijn gezicht loop ik naar buiten: langs de wachtenden in de wachtkamer, door de lange gangen en ziekenhuisdeuren. Als die achter me dichtschuiven, voel ik hoe ik deze horde achter me laat en hoe ik dit hoofdstuk uit mijn levensboek afsluit. Ik voel me weer mens, ik bén weer mens!
Soms moet er iets gebeuren, waardoor je inzichten krijgt over je eigen manier van leven.…
Elke ochtend als ik wakker word, mediteer ik. Ik creëer een moment voor mezelf waarin…
Het is weer onderzoeken-week: tijd voor de controle die ik – gelukkig – regelmatig krijg…
“Bij mijn linker-arm is prikken lastig”, bevestig ik tegen de verpleegkundige als ze mijn ader…